Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1639

Datum uitspraak2007-07-31
Datum gepubliceerd2007-08-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1864 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eigen-risicodrager. Terugvordering wegens een aan een (ex-)werknemer verstrekte WAO-uitkering.


Uitspraak

07/1864 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer UITSPRAAK op het hoger beroep van: [Appellant], tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 februari 2007, 06/3414 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 31 juli 2007 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. P.J. de Rooij, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2007, waar voor appellant is verschenen [naam voormalig directeur], voormalig directeur van appellant, bijgestaan door mr. De Rooij voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.S. Rabarison, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. II. OVERWEGINGEN Appellant is met ingang van 1 juli 2004 eigen risicodrager ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) geworden. Bij besluit op bezwaar van 9 augustus 2006 heeft het Uwv € 5.108,59 van appellant teruggevorderd wegens een aan [naam (ex-)werknemer], een (ex-)werknemer van appellant, door het Uwv verstrekte WAO-uitkering over de periode van 1 juli 2004 tot 12 februari 2006. Het beroep van appellant is bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank - kort samengevat - overwogen dat het Uwv in het besluit op bezwaar voldoende heeft gemotiveerd hoe het totaalbedrag van de terugvordering tot stand is gekomen. Voorts heeft de rechtbank gewezen op artikel 87e van de WAO dat eraan in de weg staat dat een werkgever tegen de in artikel 75a, vierde lid, van de WAO bedoelde betaling kan opkomen op de grond dat de WAO-uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Daarom heeft de rechtbank ook geen grond aanwezig geacht rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, alsmede informatie met betrekking tot reïntegratieactiviteiten ten aanzien van [(ex)-werknemer] te doen overleggen. Appellant heeft zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. De Raad stelt vast dat hetgeen appellant in hoger beroep aanvoert in grote trekken een herhaling vormt van hetgeen in beroep is aangevoerd. Deze beroepsgronden zijn door de rechtbank terecht verworpen. De Raad volstaat in dit verband naar de overwegingen van de rechtbank, welke hij volledig onderschrijft. Voor zover appellant bedoeld heeft te stellen dat hij geen rechtsmiddelen kan aanwenden tegen de toekenning en hoogte van de WAO-uitkering wijst de Raad, evenals de rechtbank, erop dat appellant destijds op grond van artikel 87e van de WAO het toekenningsbesluit had kunnen aanvechten. Van deze mogelijkheid heeft hij evenwel geen gebruik gemaakt. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak bevestigd dient te worden. Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker als voorzitter en B.J. van der Net en N.J. van Vulpen-Grootjans als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D. Olthof als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2007. (get.) R.C. Schoemaker. (get.) D. Olthof.